Boudewijn de Groot

Boudewijn de Groot werd op 20 mei 1944 geboren in het Japanse interneringskamp Kramat in Batavië (thans Jakarta) in voormalig Nederlands-Indië. Een paar maanden later, september 1944, werd het gezin zonder de vader overgeplaatst naar het vrouwenkamp Tjideng, ook in Batavië, waar zijn moeder in juni 1945 overleed.

In mei 1946 vertrok Boudewijn met zijn vader, zusje en broertje naar Nederland, waar hij kwam te wonen bij een tante in Haarlem. Zijn vader moest terug naar Indië om zijn pensioen vol te maken.

Boudewijns vader kwam in 1951 terug naar Nederland, hertrouwde een jaar later, waarna het herenigde gezin in Heemstede kwam te wonen. In dezelfde straat woonde ook Lennaert Nijgh, een schoolvriendje van Boudewijns stiefbroertje Dick.
Op zijn zeventiende leerde Boudewijn, geïnspireerd door de vriendin van zijn broer Roland, gitaar spelen en zong op schoolavonden liedjes van Jaap Fischer en Jacques Brel. In 1961 ontmoette hij Lennaert weer.

Al gauw bleek hun beider interesse voor film. Na zijn eindexamen begon Boudewijn een studie aan de Nederlandse Filmacademie in Amsterdam, die hij in 1964 succesvol beëindigde, waarna Lennaert zijn voorbeeld volgde.

In 1963 schreef en regisseerde Lennaert een korte 8 mm speelfilm ('Feestje bouwen'). Hierin speelde Boudewijn de rol van troubadour, waarvoor hij zelf twee liedjes schreef. Het filmpje werd in huiselijke kring vertoond en bij een van die voorstellingen was de toenmalige nieuwslezer Ed Lautenslager aanwezig. Hij was vooral onder de indruk van de twee liedjes, met name de zang en de muziek en hij raadde het tweetal aan samen iets te gaan doen in die richting: Lennaert de teksten, Boudewijn muziek en zang. Via een relatie bij de platenmaatschappij Phonogram kon Lautenslager een opname regelen. Vier liedjes werden er opgenomen: 'Strand', 'Élégie prénatale', 'Sexuele voorlichting' en 'Referein voor…'. Ze werden op twee singletjes uitgebracht, die beide flopten, maar wel een uitnodiging opleverden voor het televisieprogramma "Nieuwe oogst", waarin Boudewijn 'Élégie prénatale' zong. Boudewijn sleepte bij de vakjury de eerste prijs in de wacht. De publieksjury was met name over de inhoud van de tekst minder te spreken, zodat hij uiteindelijk genoegen moest nemen met een tweede plaats, achter André van Duin.

De platenmaatschappij probeerde nog succes te bereiken door de twee singletjes samen te voegen en met twee nieuwe titels, 'De morgen' en 'Delirium', op een EP uit te brengen. Toen ook daar geen markt voor bleek te zijn, werd Boudewijn door producer Tony Vos voor de keuze gesteld: stoppen of een commercieel nummer opnemen. Voor dit laatste had Tony 'Une enfant' van Aznavour in gedachten.

Na veel aarzelen en met grote tegenzin stemde Boudewijn hiermee in, waarna Lennaert voor een Nederlandse vertaling zorgde. De single kwam uit en werd een succes.

Na anderhalf werkzaam te zijn geweest als magazijnbediende bij de Bijenkorf om zijn gezin te onderhouden (oudste zoon Marcel was eind 1964 geboren), kon Boudewijn eindelijk leven van zijn carrière als zanger. Na het succes van 'Een meisje van zestien' werd met spoed een LP samengesteld, die een mix was van vertalingen en eigen werk, waaronder 'Welterusten, meneer de President'. Dit laatste nummer, een aanklacht tegen de oorlog in Vietnam en de toenmalige Amerikaanse President Lyndon B. Johnson, werd in '66 op single uitgebracht en betekende de eerste zelfgeschreven hit van het duo De Groot/Nijgh. Bij Radio Veronica was Boudewijn in dat jaar nog enige tijd werkzaam als disc jockey onder de naam Marcel Oversteege en presenteerde hij in de nachtelijke uren een jazzprogramma.
In 1966 verscheen de eerste LP met uitsluitend eigen materiaal van het duo De Groot/Nijgh. Producer was wederom Tony Vos en als arrangeur/orkestleider werd Bert Paige aangetrokken. De LP, met als titel "Voor de overlevenden", kreeg een gouden en een platina plaat en bovendien een Edison. Als tweede single werd 'Het Land van Maas en Waal' uitgebracht. In het tv-programma "Hartewens Festival", dat op oudejaarsavond 1966 werd uitgezonden, was het de uitsmijter. Twee maanden later was het carnaval en bleek het lied een geheide kraker, al was het niet als zodanig door het duo bedoeld. De single werd de eerste nederlandstalige plaat die de nummer 1 positie in de Top 40 bereikte.

Boudewijn verhuisde naar een flat in Weesp, waar dochter Caya werd geboren.
Het was 1967 en het hippietijdperk begon. De LP 'Picknick', geïnspireerd op "Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band" van de Beatles, werd geschreven. Deze plaat was een succes, haalde goud en platina en een tweede Edison.

Na dit succes meende Boudewijn nog verder te kunnen gaan met experimenteren. Samen met een vriend van de filmacademie, Lucien Duzee, schreef hij het quasi-mystieke epos 'Heksensabbath', hoofdbestanddeel van de LP "Nacht en ontij" (1968).

In 1968 had Boudewijn al wat geëxperimenteerd met de Engelse taal, hetgeen resulteerde in een single met de titel 'In your life' met de studio groep The Tower. De plaat haalde de Top-40. Een jaar later kwam de single 'Captain Dekker' uit, een tekst van Simon Vinkenoog.

Na wat omzwervingen in België en Nederland besloot Boudewijn zich in november 1969 met een aantal muzikanten terug te trekken op een boerderij in de buurt van Dwingeloo teneinde een beatband te beginnen en Engelstalige liedjes te gaan zingen. Deze formule bleek geen succes te zijn.

Een laatste Engelstalige poging was een samenwerking met Rick van der Linden, onder de groepsnaam Session. De single ('Moonstruck' en 'Ballad of a minstrel') werd ook geen succes. Boudewijn besloot zijn conclusie te trekken en de artistieke banden met Lennaert weer aan te halen.

In het najaar van 1970 verliet hij de boerderij en keerde terug naar de Randstad.

Na een verblijf van anderhalf jaar in Amsterdam verhuisde hij weer naar Heemstede. Platenmaatschappij Phonogram bood hem een baan aan als producer. Tussen 1971 en 1975 produceerde hij platen met onder andere Don Rosenbaum, Leon de Graaff, Kraaijeveld, Oscar Benton, Henny Vrienten (onder de artiestennamen Ruby Carmichael en Paul Santos) en CCC Inc.

Zelf maakte hij in '73 een nieuw LP "Hoe sterk is de eenzame fietser", waarop o.a. het nummer 'Jimmy', genoemd naar zijn in '72 geboren zoon. Deze LP werd platina en Boudewijn kreeg hiervoor een Edison.

Op verzoek van platenmaatschappij Phonogram produceerde Boudewijn ook twee platen met Rob de Nijs, die daarmee zijn comeback als popzanger maakte. Voor deze LP's schreven Nijgh en De Groot het merendeel van de nummers. Van de LP's kwamen hits als 'Jan Klaassen de trompetter', 'Dag Zuster Ursula' en 'Malle Babbe'.

In 1975 schreef Boudewijn, samen met René Daalder, de zeer (auto)biografisch getinte LP "Waar ik woon en wie ik ben". De plaat werd in Hollywood ingezongen en gemixt.
In 1977 vertrok hij opnieuw naar Hollywood, nu voor een jaar. Hij begon er met muziekworkshops aan de Dick Grove School of Music. In '78 verhuisde hij naar Broek in Waterland.

In 1980 kwam er een nieuwe plaat uit, "Van een afstand" waarop onder andere het nummer 'Een tip van de sluier'. Dit lied had hij samen met Nijgh geschreven als titelsong voor een film van Frans Bromet.

Kort na het uitkomen van "Van een afstand" besloot De Groot zijn muziek weer even te laten voor wat ze was en reisde voor de derde keer af naar Hollywood verder te gaan met de in 1977 onderbroken muziekworkshops.

De ervaringen tijdens de voorgaande jaren werden door De Groot vastgelegd op de CD "Maalstroom", een vrij donkere plaat waarvan zijn publiek minder was gecharmeerd. Het muziek maken werd op een laagje pitje gezet en om toch brood op de plank te krijgen zette De Groot zich aan het vertalen van vooral Amerikaanse thrillers. Gedurende enige tijd was hij bij uitgeverij Luitingh de vaste vertaler van het werk van onder andere Stephen King. In deze tijd vroeg Pim de la Parra hem muziek te schrijven (en te produceren) bij een aantal van zijn zogeheten minimal movies. Een en ander culmineerde in een hoofdrol in De la Parra's film "Let the music dance". Daarna schreef De Groot ook nog muziek voor een tweetal films van Paul Ruven. In 1989 werd Boudewijn gebeld door producent John van de Rest met het voorstel de titelrol te spelen in de musical "Tsjechov", geschreven door Robert Long en Dimitri Frenkel-Frank.

Na een verbroken relatie zocht Boudewijn in 1992 onderdak in Haarlem bij zijn vriend Lennaert, met wie de samenwerking weer op gang was gekomen.

Allereerst produceerde hij de tweede CD van zijn oudste zoon Marcel, "Manen kweken". Vervolgens zette hij zich met Nijgh aan het schrijven van nieuw repertoire. In diens huis ontmoette hij ook Anja Bak weer, met wie Nijgh begin jaren 1970 getrouwd was geweest. Boudewijn en Anja trouwden in 1995.

In 1996 verscheen, na een platenstilte van 12 jaar, de CD "Een nieuwe herfst". Deze CD was goed voor goud.

Op aanraden van Anja en enkele vrienden keerde hij terug in het theater en tourde hij drie seizoenen lang voor uitverkochte zalen door Nederland en Vlaanderen. Zowel op de plaat als in het theaterprogramma stond het nummer 'Avond'. Dit nummer sloeg aan bij het publiek, met als gevolg in 2005 een nr. 1-notering in de Radio 2 Top 2000. Lennaert zou dit succes niet meer meemaken. Hij overleed in op 28 november 2002 op 57-jarige leeftijd na een kort ziekbed. Drie jaar later herdacht Boudewijn het overlijden van zijn vriend met een zes uur durende marathon in de Haarlemse Philharmonie, waarin alle door het duo geschreven liedjes die ooit door Boudewijn zelf waren uitgevoerd de revue passeerden.

Tussen de bedrijven door deed hij twee korte tours met het Limburgs Symfonie Orkest en speelde hij een seizoen lang een gastrol in de Vlaamse tv-serie "Flikken". In 2004 verscheen de CD "Het eiland in de verte", waarop de laatste teksten van de hand van Lennaert, die hij kort voor zijn dood had geschreven en waar Boudewijn de laatste hand aan moest leggen om ze tot complete teksten te maken.De CD werd platina.

De elfde plaat ( "Lage landen" - 2007) die Boudewijn maakte, met hierop veel teksten van eigen hand, werd goud. Op hetzelfde moment in 2007 verscheen het boek "Hoogtevrees in Babylon" met Boudewijns eigen liedteksten (tot dan toe) voorzien van tekst en uitleg.

De tour in seizoen 2010-2011 speelde Boudewijn niet met een band, maar enkel met zijn oudste zoon Marcel.

Van 2012 tot 2014 tourde Boudewijn (dit maal weer met zijn band) door het land met 'Vaarwel, misschien tot ziens'. Dit was de laatste lange tour met band van Boudewijn.

Boudewijns twaalfde album "Achter Glas" verscheen op 17 april 2015 en werd uitgebracht op cd zowel als op vinyl. Op 24 april kwam "Achter Glas" binnen op nummer 1 in de Album Top 100, en behaalde goud. Vanwege dit succes keert Boudewijn begin 2016 terug naar de Nederlandse theaters. Tijdens deze 'Achter Glas' tour speelt hij nummers van het nieuwe album, maar ook andere, vaak onderbelicht gebleven, liedjes uit zijn oeuvre.

In het najaar van 2016 (september t/m december) stond Boudewijn opnieuw in de theaters, ditmaal samen met Henny Vrienten en George Kooymans. Het theaterconcert ''Vreemde Kostgangers" stond in het teken van een nieuw album waarvoor ze alle drie nieuw, Nederlandstalig mateVriaal schreven. Eind November "2017 verscheen het tweede album van de "Vreemde Kostgangers", ditmaal met 16 nummers waarvan er 14 met een tekst van Boudewijn, terwijl Henny en George de muziek schreven. Van februari t/m mei 2018 stonden de Vreemde Kostgangers opnieuw in het theater. Op 16 November 2018 brengt Boudewijn, in samenwerking met The Dutch Eagles, zijn dertiende album 'Even Weg' uit.




Deze pagina is onderdeel van de website www.cabaret.nl.
De cabaret-database van Nederland.
Een actueel overzicht van cabaret, kleinkunst en stand-up comedy.
 
Kijk op cabaretmatch.nl voor meer informatie over theater op maat, cabaret op maat of een muziekoptreden voor een congres, symposium of feest op maat.